Na een paar dagen wakker worden met het gevoel alsof er iemand dood is verandert er iets op vrijdag. Ik word wakker met een glimlach. Ik weet: vanavond is het zover.
Ik ga Kamperen
Ja. De avonturen met mijn Vakantievriendje hebben iets in me losgemaakt. Ik heb een nieuwe kant van mezelf leren kennen en keek er naar uit om die kant verder te onderzoeken. Het is balen dat dat niet samen met ‘Hem’ zal zijn, maar ik laat dit niet zomaar van me afpakken.
Een probleem.
Ik heb geen ervaring. En ik heb ook geen busje. Dus als ik onze plannen in m’n eentje door wil zetten zou dat in een tentje zijn. En zonder ervaring, als vrouw alleen, 4 dagen in een tent, in het wild in Zuid-Frankrijk… Het lijkt me niet alleen onverstandig, maar ook gewoon levensgevaarlijk.
En dus heb ik het volgende afgesproken. Vanavond zet ik de tent van mijn zusje en haar vriend op, in hun tuin in het Pittoreske Rijen. Zo kunnen zij een oogje in het zeil houden. Hoewel ik niet met een zak water in hun tuin mag douchen, en ook niet tussen de planten mag plassen, is het een begin. En als het bevalt kan ik, met al mijn opgedane kennis en vaardigheden, alsnog die 4 dagen naar Frankrijk.
Geen natuurtalent
Naast gebrek aan kennis en vaardigheden ben ik onhandig. Dat blijkt ook vandaag weer. Ik ben nog niet aangekomen op de plaats van bestemming of het gaat al mis. Tijdens het tanken krijg ik kramp in mijn hand, en weet ik mezelf op indrukwekkende wijze compleet te besprenkelen met benzine. De kans is vrij groot dat ik mezelf levend zal cremeren als ik met deze hoeveelheid brandbare vloeistof in de buurt van een gasbrander kom.
Mijn zusje kan haar geluk niet op. Ik mag wel een broek van haar lenen.
Een afritsbroek. Hoe kan het ook anders.
Ik besluit deze look te ‘ownen’ (mag ik zo’n woord gebruiken op mijn leeftijd?) en loop vol zelfvertrouwen in mijn te grote afritsbroek de kampeerwinkel binnen. Het voelt goed. Alsof ik bij een clubje hoor. Een clubje van stoere, zelfstandige en onafhankelijke avonturiers. Ik ben vastbesloten om wat leuke gesprekken aan te knopen met de mensen in de winkel, en zo nog wat meer te genieten van mijn nieuwe identiteit.
“Vanavond kook ik op een gasbrander. Met een pan. Heb je tips wat ik moet koken?’
De medewerker kijkt me raar aan. Hij weet het ook niet zo goed. Maar hij lijkt vooral ook helemaal geen zin te hebben erover na te denken. Na 5 minuten peuteren heb ik alsnog geen gezellig gesprek. En ook geen 1-pans-recept. De moed zakt me in mijn stoere gympen. Als deze Kampeer-Winkel-Man al zo moeilijk kijkt, hoe moet ik er dan in hemelsnaam vertrouwen in hebben?
Bij het afrekenen van de gasfles kan ik m’n mond weer niet houden en besluit ik het Kassameisje kort te vertellen wat er aan de hand is. Dat dit de eerste gasfles is die ik koop. Dat ik voor het eerst in m’n eentje ga kamperen. En dat ik eigenlijk met iemand zou gaan, dat niet doorgaat, maar ik nu besloten heb het dan maar in mijn eentje te doen. Dankbaar neem ik het compliment van het Kassameisje in ontvangst. Ik heb het misschien zelf afgedwongen, maar het is alsnog fijn dat iemand me stoer vind en van me onder de indruk is.
Daar gaan we dan
Het opzetten van de tent gaat prima. Het koken op de gasbrander is ook te doen. Echt handig is het niet, ik mis een groot en schoon aanrecht, en mijn busjes kruiden, maar het voldoet. En het smaakt goed. Later op de avond maak ik vuur, niet op de Expeditie Robinson manier, maar op de wat simpelere Vuurkorf-manier. Het vuur is troostend warm en ik ben in goed gezelschap van de vriend van mijn zusje.
Als ik wat later in de tent lig voel ik me rot.
Wat doe ik hier in m’n eentje? Wie probeer ik nou wat te bewijzen? Had ik niet beter gewoon met een bak Ben & Jerry’s op de bank kunnen gaan liggen?
Ik kom niet in slaap. Bij elk geluid denk ik dat er een of ander smerig beest mijn tent in kruipt. Bij elke beweging die ik maak kraakt en piept het matje waar ik op lig. Op een of andere manier lijkt de tent ook steeds kleiner te worden, maar misschien hallucineer ik gewoon van de kou. Even overweeg ik de tent uit te gaan, en 500 meter te lopen naar het huis van mijn ouders. Ik heb de sleutel en zou in principe gewoon naar binnen kunnen gaan en lekker in het bed op mijn oude kamer kunnen kruipen. Toch blijf ik liggen.
“Ik ben er helemaal klaar mee!”
Om 07.30 stamp ik chagrijnig naar binnen in het huis van m’n zusje. Ik was van plan thee te zetten op die gasbrander, en lekker buiten een kopje thee te drinken, maar ik wil het niet. Ik wil gewoon een waterkoker met een stekker. Een bank waarin ik lekker met m’n rug ergens tegenaan kan leunen. En genoeg ruimte om me heen zodat ik me om kan kleden zonder om te vallen.
Ik vecht tegen mijn tranen.
Niet veel later rij ik naar huis. Ik voel me trots en teleurgesteld tegelijkertijd. En ik weet: voorlopig blijft het hierbij. Wat de toekomst brengt zie ik wel weer, maar komende tijd zul je me niet in m’n eentje in een tentje vinden. In plaats daarvan ga ik extra genieten van het heerlijke hoekje in mijn bank, Kroepoek, en mijn met-Siri-bedienbare-lampen.
Liefs,
Anne
Bizarre Toevoeging
Ja, het leven is soms echt net een film. Dat leek al zo in de afgelopen vier delen, maar ik ga het nog erger maken. Het vakantievriendje kwam terug in mijn leven en werd mijn vriend! In januari 2019 gingen we weer op pad, en natuurlijk heb ik daarover geblogd.
Ownen is echt prima hoor… soms voel je je misschien wel 50+, maar je bent verdorie nog een jonkie! X
Muaha, ja zo is het. Maar, sinds ik een leerling van dik 10 jaar jonger zag met dezelfde trui als ik, probeer ik er enigszins bewust mee om te gaan. Ik wil voorkomen dat Gordon in de toekomst voor m’n deur staat voor een aflevering ‘Hotter than my Daughter’.