Deze blog is onderdeel van ‘De Crisis van 2019’. Lees alsjeblieft deze blog eerst voor meer informatie.
In deze blog vertelde ik al hoe ik ingestort bij mijn ouders zat en bijna impulsief was gekapt met mijn werk. Nu kan ik best wel eens een beetje overdrijven, maar dit keer betekende ‘ingestort’ ook echt ‘ingestort’.
Ik wilde niet alleen kappen met werken. Ik wilde gewoon helemaal kappen. Als ik op dat moment beschikking had gehad over een giftig drankje waarmee ik mezelf in ‘Eeuwige Slaap’ kon krijgen, dan had ik het genomen.
Grappig hoe ik het sprookjesachtig probeer te vertellen. Maar grof gezegd. Op dat moment was ik liever dood.
Vroeger
Het vreemde is, dat heb ik eerder gewild. Ik neem je even mee naar Puber Anne, een jaar of 16 geleden. Ik schrijf het even als een script.
Locatie: Het ouderlijk huis.
Moeder: “Anne, kom eens naar beneden!”
Puber Anne strompelt de trap af, haar gezicht en armen zo ver mogelijk begraven in haar trui. Ze ziet Vader en Moeder aan tafel zitten met een zorgelijk gezicht en weet: er is stront aan de knikker.
Moeder: “Meneer Roovers (rector van de middelbare school) belde ons. Hij wil ons morgen spreken over jou. Wat is er aan de hand?!”
Puber Anne slikt en durft zowel Vader als Moeder niet aan te kijken. Ze heeft wel een idee.
Puber Anne: “Dat horen jullie morgen dan toch…”
Vader: “Wij willen het graag nu van jou horen.”
Puber Anne: (Mompelend) “Heeaaieogoe.”
Moeder: “Ik kan je niet verstaan.”
Puber Anne: “Het gaat niet zo goed.”
Puber Anne begint op aandringen te vertellen. Dat het dus niet goed gaat. Dat ze zichzelf haat. Als ze de geschrokken gezichten van haar ouders ziet denkt ze bij zichzelf: ‘Zie je wel?! Ik maak mijn ouders ongelukkig. Ik ben een vervelende dochter. Het is voor iedereen beter als ik dood ben’.
Want dat vertelt ze nog maar even niet. Hoe graag ze dood wil. Dat ze soms in zichzelf snijdt. Hoe ze de week daarvoor in plaats van haar boekverslag haar afscheidsbrief schreef.
Schokkend?!
Is dit schokkende informatie? Misschien. Tegelijkertijd denk ik dat dit voor heel veel mensen onderdeel is (geweest) van het leven, zeker in de puberteit.
Het gekke is, de manier waarop ik erover schrijf is afstandelijk. Dat is niet omdat het me enorm raakt, dat is juist omdat ik zo’n enorme afstand voel bij die situatie van toen. Het lijkt bijna het verhaal van iemand anders.
Ik kan me niet meer voorstellen dat ik mezelf nog zou kunnen haten. Sterker nog. Een paar maanden geleden zei ik tegen mijn ex (toen nog mijn vriend): “Ik ben echt het leukste vriendinnetje ooit. Als ik een man was zou ik mij ten huwelijk vragen.”
Het leuke was, ik meende het. Hij beaamde mijn woorden ook en dat was leuk, maar dat ik zelf voor 100% achter dit totaal onbescheiden statement stond, dat was geweldig.
Goed. Dood willen dus.
Het verraste me deze zomer. Ik hield van mezelf en toch zag ik het niet zitten allemaal. Natuurlijk, dat dramatische depressieve als puber was eng, maar dat ik als volwassene met een volwaardig volgroeid brein nog steeds dacht, ‘van mij hoeft het allemaal niet meer’, was minstens zo beangstigend.
De avond begin juli, nadat ik instortte bij mijn ouders belde ik voor het slapen gaan nog even met mijn vader.
“Hey pap”, zei ik, “denken mama en jij dat ik depressief ben?”
Het was even stil.
“Nee An.” Mijn vader zuchtte, en vervolgde liefdevol: “Wij denken dat je gewoon zo bent. Dat was altijd al. Hoge pieken en diepe dalen.”
En hier hou ik het even bij voor vandaag. Ik merk dat ik ineens begin te piekeren. Of ik dit wel moet schrijven. Of ik het moet laten lezen, zelfs al is het met wachtwoord en kunnen er echt maar een beperkt aantal mensen dit zien. Ik ga nu mijn laptop dichtklappen.
Liefs,
Anne
Gaat het niet goed met jou en is deze blog heel herkenbaar? Zoek dan alsjeblieft hulp. Door contact op te nemen met vrienden of familie, of door deze website te bezoeken.