Het duurde even (mijn radicale blog-beslissing nam wat tijd in beslag) maar hier is deel 3 van het avontuur!
Wat vooraf ging: in deel 1 vertelde ik over de zorgen die ik had naar aanleiding van het avontuurlijke verrassingstripje met mijn vriend R. In deel 2 bracht ik verslag uit van de eerste anderhalve dag van deze reis.
Nancy
Wanneer vriendin M. mijn homemade video kijkt over het avontuurlijke tripje, en de door-mij-toegevoegde-tekst ‘we reden door naar Nancy’ voorbij komt, vraagt ze wie Nancy is. Heb ik soms stiekem een geheime beste vriendin in Frankrijk waar ik nooit over hebt verteld? Is Nancy het kind wat ik ooit te vondeling heb gelegd en uiteindelijk in een ander land is beland?
Nee.
Nancy is een stad. En omdat R. wil dat ik een leuk tripje met hem heb – en hij waarschijnlijk alvast wil compenseren voor de ellendige avonturen die ik nog zal beleven – neemt hij me mee.
Floepsen
Het is nogal een stukje rijden en onderweg naar Nancy moet ik floepsen. Het is klaarlichte dag, we rijden door een dorpje en de mogelijkheden om ergens binnen te floepsen lijken me eindeloos.
Vol vertrouwen loop ik een soort auto-monteurs-garage in. Ik ben dol op Frankrijk, dol op de Franse taal en vind dat als ik een beetje mijn best doe, ik best voor een Française door het leven zou kunnen gaan. Met mijn licht verwaaide haarcoupe zie ik er – al zeg ik het zelf – heel lief uit, en ik denk niet dat iemand me ook maar iets kan weigeren.
Binnen een minuut sta ik weer buiten. “Ik vroeg het zelfs in het Frans!” roep ik uit, “Wat een rotzak!”
Dit gaat door. Dik tien minuten praat ik over het feit dat deze man mij – zelfs toen ik mijn portemonnee trok – weigerde van zijn toilet gebruik te laten maken. Ik kan er gewoon niet over uit.
Terwijl ik een sjaal over de zijspiegel van de bus hang (ik wil voorkomen dat R. me ziet via de spiegel ziet plassen) en hurk in de middle of nowhere vervolg ik mijn monoloog:
“Ik kom altijd op voor Franse mensen, maar iedereen heeft gewoon gelijk. Het is vervelend volk. Als wraak zal ik over heel Frankrijk floepsen!”
In de stad
In Nancy aangekomen lijkt R. niet op z’n gemak. Hij vraagt zich af wat er überhaupt leuk is aan het bezoeken van een stad, en ineens weet ik dat zelf eigenlijk ook niet meer. Het mooiste plein van Frankrijk ziet er deprimerend uit met de grijze lucht boven ons hoofd en alle inwoners denken daar blijkbaar hetzelfde over. De stad lijkt totaal uitgestorven. Na het drinken van een smerige en dure chocolademelk gaan we gaan naar het park, waar apen zouden moeten zitten. Helaas, ze zitten blijkbaar in hun binnenverblijf en daar mogen wij niet komen.
Hoewel ik m’n best doe om te genieten van de snoepwinkel uit Amélie die we daarna bezoeken, vind ik het eigenlijk niet de moeite waard. Misschien is dat omdat ik Amélie nog nooit heb gekeken, maar misschien is het ook gewoon omdat de mensen in de winkel superchagrijning kijken.
Als het donker wordt
Wanneer ik R. heb meegesleurd naar weer iets waarvan ik hoop dat het ontzettend leuk is – een klein pleintje waarop mensen schaatsen – besluiten we dat we er eigenlijk wel klaar mee zijn. Ik vind dat elk moment zich leent om er een feestje van te maken en demonstreer daarom trots hoe we naar de parkeerplaats kunnen navigeren met mijn Apple Watch. De demonstratie is weinig indrukwekkend want we lopen drie kilometer om, maar dat mag de pret niet drukken.
Ondertussen lijkt Nancy tot leven te komen en kan ik me voorstellen dat het op een zwoele zomeravond vast een enorm leuke stad is. Maar goed. We gaan.
Belle en het Beest
We zitten flink wat uren in de auto en het is heerlijk. De verwarming staat aan, we luisteren een podcast, eten spookjeschips en wanneer ik begin aan een boek besluit ik het R. voor te lezen. Uiteindelijk eindigen we in België.
Ken je de scene van Belle en het Beest? De scene waarin Maurice (vader van) voor een kruising in het bos staat, zijn paard doodsbang is en je naar de TV schreeuwt “Maurice, ga terug naar het dorp! Wat doe je in hemelsnaam in het bos als het buiten donker is?!”
Op zo’n kruising zijn we. Ik ben bang. Voor dieven, ontvoerders, voor wolven, vieze beestjes die eitjes leggen in je huid (die bestaan echt) en voor eventuele ravijnen waar we in gaan rijden.
“Ik ben bang! Dit is een slecht idee!” zeg ik. Als hij zegt dat hij ook bang is kijk ik hem dankbaar aan. Het ligt niet aan mij. Ook hij heeft angsten.
“Ik ben bang dat ik de weg blokkeer voor anderen.” zegt hij.
Hij is gek. Van alle dingen die kunnen gebeuren is het blokkeren van de weg wel het laatste waar ik me zorgen over maak.
Maar, elk argument om hier weg te gaan is welkom en dus rijden we naar een andere plek. Alsnog in het bos. In de modder. Waar een bord hangt dat het jachtseizoen gesloten is. Waardoor ik me afvraag wat hier dan voor wilds rondloopt.
7 januari
Als ik wakker word krijg ik een cadeautje. Het is niet ingepakt ofzo, maar toch.
Het zijn klimhandschoenen.
Vriendinnen krijgen Swarosvki-sieraden van hun vriend en ik krijg klimhandschoenen. Verschil moet er zijn.
Gelukkig krijg ik ook ontbijt. De buitenlucht maakt hongerig, en ook al is het uitzicht niet bepaald pittoresk te noemen geniet ik met volle teugen.
Via Ferrata in Philippeville
Vandaag is de dag van het Grote Avontuur. Het échte avontuurlijke deel. Het heet ‘Via Ferrata’, wat waarschijnlijk betekent: ‘een sport voor vreemde mensen die het leuk vinden om vies te worden en te pletter te kunnen vallen tegen een rots’.
Want dat is wat er gaat gebeuren. Ik zal een met staalkabels uitgezet parcours langs een rotswand gaan beklimmen. In de regen. Niet in een park waar je entree betaalt en met een groep gaat onder begeleiding van iemand die opgeleid is. Nee hoor. Met z’n tweeën.
Als je het hele parcours wil zien kan je dit filmpje bekijken.
Paniek⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀
Het begint niet goed. Ik ben boos omdat R. er zo maar van uitgaat dat ik dit kan, terwijl het niet eens een beginnersroute is, ik hier geen ervaring in heb en het ook nog eens nat, koud en glad is. Op deze manier ligt de lat zo hoog (letterlijk eigenlijk), dat ik zowel hem als mezelf alleen maar kan teleurstellen.
Na een kwartier hyperventileren door mijn eigen gepieker zet ik toch mijn helm op en besluit dat ik het in ieder geval wil proberen. Als ik met trillende handen omhoog ben geklommen probeert R. me gerust te stellen door te zeggen dat ik altijd, op elk moment kan stoppen en we dan gewoon naar beneden gaan.
“Hoe dan?” vraag ik, en hij kijkt bedenkelijk. “Ja, dat is eigenlijk wel het moeilijkste, want dan moet je abseilen.”
Dus. Op het moment dat ik niet meer verder wil moet ik iets gaan doen wat eigenlijk nog enger is dan deze hele onderneming op zich?! Ik geloof dat ik gek word.
“Dan wil ik dat nu meteen oefenen,” zeg ik op een ‘hier-is-geen-discussie-over-mogelijk-juffrouw-achtige-toon’. En ik doe het. Ik seil ab. Ik abseil. Ik schijt in m’n broek maar ik doe het.
Uiteindelijk doe ik de helft van de Via Ferrata. Er is een moment waarop ik uitglij. Er is ook een moment waarop ik in staat ben naar R. te roepen dat ie echt even een foto van me moet maken. Het is een achtbaan van emoties.
Na afloop
Ik zou graag zeggen dat ik na een kleine pauze vol enthousiasme de andere helft heb gedaan. Maar dat is niet zo. Ik was gesloopt.
“Vond je het leuk?” vraagt R. een paar minuten nadat we terug zijn in de bus en ik bibberend de vieze handschoenen uitruk.
Ik kan zijn vraag niet beantwoorden.
“Zullen we anders niet morgen, maar vandaag al terug rijden naar Arnhem? Lekker naar Kroepoek, eindelijk douchen en dan samen Game of Thrones kijken?” vraagt hij erachteraan.
Ik probeer mijn enthousiasme te verbergen. Ik wil echt, echt, echt niet dat hij straks tegen z’n vrienden zegt dat we eerder terug zijn gegaan omdat ik het niet volhield. Ik doe alsof ik rustig nog een week in de modder had kunnen en willen overleven, en laat hem nog even zijn best doen om me te overtuigen.
Niet veel later gaan we. Schoon, moe en voldaan slaap ik die nacht weer in mijn eigen warme bed.
Later
“Hoe vond je het nou echt Anne?”, vraagt een vriendin. Ik hoef niet lang na te denken.
“Ik zou het zo weer over doen.”
En zo is het. Het was nat, vies, koud en de Via Ferrata uitdaging was te groot. Maar ik heb genoten. Enorm genoten.
Liefs,
Anne