Het is 2023 en ik neem je even mee onder mijn douche in Breda. Niet letterlijk natuurlijk, maar je snapt vast wat ik bedoel. Het is inmiddels al dik 4 jaar mijn douche, vanaf het moment dat ik in maart 2019 de sleutel kreeg van dit huurappartementje. En het is niet per se de douche waar ik mijn hele leven van heb gedroomd.
2023 – Douche
Om te beginnen staat of valt de douchekop letterlijk bij de constructie die ik heb gemaakt van de originele metalen ophangconstructie en mijn zwarte haarborstel. In het metaal (of zilver, of weet ik het waar een douche-kop-stang-ophang-constructie van wordt gemaakt) is een schroef of bout of iets dergelijks doorgedraaid en om te zorgen dat ik met mijn 1.68m fatsoenlijk de shampoo uit mijn haar kan spoelen, moet die haarborstel dus zorgen dat de douchekop omhoog blijft staan.
Verder plakt er iets wat op een enorme klodder kauwgom lijkt, aan de rand van de douchebak. Elke keer als iemand hier op visite is en naar de badkamer loopt om te plassen, weet ik: nu gaan ze ‘het’ zien en dan denken ze dat we hele vieze mensen zijn. Het ziet er namelijk heel smoezelig uit. Niet als een vers wit stuk kauwgom ook, maar alsof er 15 jaar op is gekauwd. Door iemand met een slecht gebit.
Maar hoe ranzig het er ook uit ziet, het is tegelijkertijd een knap staaltje nostalgische, Oud-Hollandse innovatie. Een dijk. Mijn vriend heeft ‘em heel creatief geknutseld, van kneedgum, om ons te beschermen. Zonder de Kneedgumdijk, loopt het water van de douche namelijk langzaam over de rand en wordt het matje bij de wc kleddernat. En als er iets smerig is, dan is het wel met blote voeten op een natte badmat gaan staan.
En dan, als klap op de vuurpijl, is er een douchegordijn.
Nu is een douchegordijn in mijn ogen een van de meest studentikoze dingen die je kunt bedenken. En hoewel ik niets tegen studenten heb, ben ik zelf inmiddels bijna 35 en heel erg toe aan een leven waarin ik niet meerdere keren per week wordt aangevallen door een plakkerig zeil.
2009 – Ziekenhuis
Oké, hou dat beeld vast van mijn douche. Sla het op, en dan neem ik je nu even mee terug in mijn herinnering naar zo’n 15 jaar geleden, in het ziekenhuis, ook in Breda.
Mijn opa lag daar. In het ziekenhuis. Het was nog niet eens 2 maanden geleden dat zijn vrouw, mijn oma, overleed en het ons was opgevallen dat opa zo verschrikkelijk hoestte. We vonden dat hij daar toch maar eens naar moest laten kijken. Longkanker.
Die lieve opa, de held die een volledige appel in één keer kon schillen tot er een soort van slang van appelschil overbleef, iets waarvan we elke keer opnieuw van onder de indruk waren. Die zo betrokken was en grijnzend grappen maakte over mijn vriendjes, waarna hij met zijn zongebruinde handen een stuk boterkoek naar zijn mond bracht. Die trots naar me keek terwijl ik zong op mijn eindexamen muziek, tijdens mijn eerste ‘entertainment-baan’ in het animatieteam bij de Beekse Bergen, bij de concertjes van het Conservatorium in Tilburg en later de voorstellingen van het Conservatorium in Arnhem, zelfs al had ik de kleinste rol.
Mijn grote, sterke opa. Nu lag hij daar, vastgemaakt aan allerlei draadjes en kabels en met een slang in zijn lijf die het vocht uit zijn longen pompte.
‘Het is goed geweest’, had hij gezegd en we wisten dat het geen kwestie van dagen, maar van uren zou zijn. De dokters zouden hem een of ander medicijn geven tegen de pijn, ik denk morfine, ze zouden de ‘longpomp’ loskoppelen en dan zou hij, zonder daar zelf last van te hebben in slaap vallen om niet meer wakker te worden.
In de trein en de volgende trein en de bus richting het ziekenhuis, had ik nagedacht over wat ik opa nog moest vertellen, wetende dat dit mijn laatste kans was. Hij wist alles al. Hoe ik van hem hield. Hoe ik hem zou missen. Dat – ook al geloofde hij niet in de hemel – hij, als de hemel tóch bestond, hij de groetjes moest doen aan oma.
Terwijl ik uiteindelijk op de rand van zijn ziekenhuisbed zat, wist ik het. ‘Opa, waar gaat het nou allemaal om in het leven? Als je één ding moet meegeven, één laatste wijze raad, wat zou dat dan zijn?’
Hij kuchtte, knipperde even met zijn ogen, keek me aan en zijn mondhoeken gingen nog een keer omhoog. Hij zei: ‘Genieten, jullie moeten genieten.’
Daarna zijn we de kamer uitgegaan en die nacht is hij overleden. Het is 14 jaar geleden en ik mis hem nog steeds. Er is nog geen verjaardag voorbij gegaan, waarop ik niet fantaseer dat hij me opbelt en zegt: “Ha, Anneke!” En dat hij dan langskomt en dat hij me, nadat mijn oma me al een cadeautje heeft gegeven, stiekem toch ook nog een tientje toestopt.
Genieten
‘Genieten’, had hij gezegd. En elke keer als ik onder de douche sta, als ik ons grijze douchegordijn met witte kalkaanslag weer op me af voel komen, dan denk ik daaraan. Genieten. Ik adem diep in door mijn neus en zucht. Ik voel het heerlijke warme water, snuif de verrukkelijke schone geur van mijn douchegel op en hoor het geruststellende geluid van het water op de grond tikken. Geluk is niet ‘hebben wat je wil’, het is ‘willen wat je hebt’.
En ik geniet.
Houdoe en veel liefs,
Anne
P.S. 1
Ik had niet durven dromen dat dit zou gebeuren, maar precies op het moment dat dit online komt, woensdag 19 juni om 15.00, krijgen mijn vriend en ik de sleutels van ons koophuis. Een volledig huis, met meerdere kamers, 2 wc’s, een tuin, ruimte voor een vaatwasser én… een douche met een deur.
P.S. 2
Normaal vertel ik je inmiddels ook altijd iets over mijn werk zoals mijn zangworkshops en online trainingen over stemgebruik, maar voor nu hou ik het hier even bij. Mocht je meer willen weten over mijn werk, check dan even mijn complete website www.blogvananne.nl.
P.S. 3
Anke stuurde me nog een tip over het douchegordijn: “Het douchegordijn komt naar je toe omdat warme lucht stijgt en er daardoor onderin de douche een soort vacuüm ontstaat. Dat kun je voorkomen door het gordijn iets, een paar cm, open te laten. Dan kan de warme lucht naar buiten ipv omhoog en komt het gordijn niet meer naar je toe (tenminste, zo werkte het bij ons).”