Ik gluur onder mijn wimpers door naar mijn vriend. Tevreden zit hij tv te kijken, de afstandsbediening in zijn hand. Kroepoek, de kat, slaapt ondertussen. Op de verwarming, met haar pootjes onder de kaarsenhouder uitgestoken, alsof ze bij de manicure zit. Op mijn schoot ligt het boek ‘Coronakronieken‘, dat ik tijdens de eerste lockdown kocht, als een vreemd soort souvenir voor een periode waarvan we toen nog niet wisten – en nu nog steeds niet weten – hoe lang-ie gaat duren.
In huis is voldoende eten, wc papier en handzeep. Maar bovenal is er liefde. Veiligheid. Hoop. Vertrouwen.
‘Wat een geluk hebben we’, denk ik. ‘Wat een geluk dat de gevolgen van het virus ons maar zo weinig geraakt hebben. Dat we geen werknemers hebben die doorbetaald moeten worden, dat de overheid een beetje voor ons heeft gezorgd toen dat nodig was. Dat we door de lockdown niet gek werden omdat we op elkaars lip zaten, maar juist hebben mogen ontdekken hoe heerlijk het is om samen te mogen leven.
Wat een geluk dat we in Nederland leven, waar ik als vrouw niet werd opgeroepen om ‘niet te zeuren en make-up te dragen’, zoals in Maleisië wel werd gevraagd. Dat ik leef in een land waar mensen misschien lachen om mijn liefde voor mijn kat, maar ze niet proberen haar te vergiftigen omdat ze ervan overtuigd zijn dat ze de ziekte verspreidt, zoals ze in Libanon geloofden. Het Nederland waarin ik weliswaar ook steeds gefrustreerder raak en verlang naar een leven waarin ik weer een terrasje kan pakken, mijn vrienden en familie kan knuffelen en luidkeels met meerdere mensen rondom mijn piano kan gaan staan zingen, maar waarin de kerken nog niet zijn gevuld met lichamen, zoals eerder in Italië het geval was.
Wat een geluk. Dat het soms bijna lijkt alsof corona inderdaad nep is, omdat al mijn vrienden en familie nog in goede gezondheid zijn. Dat ik nog niet eens kokhalzend een wattenstaafje in m’n gezicht geduwd heb gekregen. Dat ik uitkijk naar een avondje in een restaurant, of een opknapbeurt bij de kapper, maar ik niet in grote problemen kom als ze nóg langer dicht moeten blijven.
Maar bovenal. Wat een geluk dat, als ik in mijn vertrouwde hoekje op de bank zit, met mijn vriend in de andere hoek, kaarsjes aan en mijn telefoon uit, het lijkt alsof corona helemaal niet bestaat. Dat ademen hier niet gevaarlijk lijkt te zijn en kroelen geen misdaad, maar een vanzelfsprekendheid is.
Anne
P.S. 1
Mocht je het woord ‘kroelen’ niet kennen, dat betekent ‘knuffelen’. Het is Brabants denk ik.
P.S. 2
Dat mondkapje? Heeft de zus van mijn vriend gemaakt, leuk he?! (Waarom ik het op een soort nep-bonten kleedje heb gefotografeerd is me een raadsel, maar fotografie is niet helemaal mijn ding.)
P.S. 3
Mis je mijn weekoverzichten? Ben ik mee gestopt! Hier lees je er meer over!
Ah! Ik vond het altijd zo Brabants klinken!
Fijn dat je ons nog wel zo af en toe laat deelnemen aan jou leven. Ook in Klarenbeek kennen wij het woord kroelen en dat doen wij hier ook nog regelmatig ondanks (of zal het dankzij zijn) 43 jaar huwelijk.
Gr. Joke
Aah goed zo! Kroel er maar lekker op los daar!
Leuke post. Aan de ene kant ben ik ook gelukkig met wat we hebben, liefde, vertrouwdheid etc. maar aan de andere kant ben ik ook bang voor de toekomst. De gevolgen van de problemen van de zelfstandige, die nu dicht moeten. Zal er niet een grotere kloof tussen lager en hoger opgeleide ontstaan? Tussen nederlanders en buitenlanders? Gewoon omdat dat kosten van de pandemie niet gelijk verdeeld zijn over alle mensen. En dat zaait haat. Daar ben ik bang voor. Ook hier in het “zekere” Zwitserland. Een samenleving opbouwen duurt jaren, het kapot maken maar heel kort. Succes
Ja, inmiddels zit ik nu – een paar dagen later – ook weer in een dip van angst, precies door wat jij omschrijft… Jij ook succes!