25 juni 2024
Dit is de 3e blog in deze reeks. Heb je de vorige niet gelezen en doe je dingen graag op chronologische volgorde? Begin dan bij ‘Miskraam dag 1, Bloed in mijn Ondergoed’. Een overzicht van ál mijn blogs rondom het onderwerp ‘miskraam’ vind je hier.
Ik schrik rond 06.00 wakker. Zoals elke ochtend afgelopen weken kreun ik meteen ‘AAARGH, TIETEN’, verwijzend naar m’n borsten. Ze begonnen in week 4 van de zwangerschap al met groeien en hoewel dat er leuk uitziet – vind ik – deed het al pijn als je ernaar keek.
Binnen één seconde word ik overvallen door het gevoel dat er iemand dood is. Alsof de dementors uit Harry Potter alle vreugde uit me zuigen. Alsof een bliksemschicht mijn hart in stukjes splijt.
Meteen rol ik me om, duik ineen in een foetushouding en huil schokkend ‘ik wil ons kindje terug’.
Blijkbaar huil ik mezelf weer in slaap.
Om 08.00 hoor ik vogels. Ik draai me knorrig om, maar het gekrijs wordt erger en erger.
Misschien zijn de eitjes uitgekomen, bedenk ik me. We hebben al een paar weken een nestje in de tuin, waar een duif op twee eitjes zit te broeden.
(Dat weet ik precies, want ik heb ze geteld. Want ja, ik ben gaan kijken. Uiteraard. Met een ladder. En met het naïeve idee dat de duif me dan liefdevol zou aankijken alsof ik een Disneyprinses was. Dat viel tegen. Ze vloog weg en ik voelde me dom. En schuldig.)
Hoopvol kijk ik uit het raam.
Ik zie een kat. Een witte kat heeft zijn scherpe klauwen in de boom gezet en klautert naar boven. Richting het nestje met eieren.
Verdomme.
Ik gooi het raam open en ‘KSSSSJJJT’ zo hard als ik maar kan.
Hij trekt zich er niks van aan.
Alsof ik een hete luchtballon ben die wordt opgestookt, schiet ik omhoog. Of nouja. Omlaag. In mijn grote onderbroek met maandverband (tegen het bloeden van de ‘echte miskraam’ die nog steeds niet is gekomen) en een t-shirt van mijn vriend waar ik in slaap, ren ik harder dan ooit de trap af, door de deur, naar buiten.
‘GA WEG JIJ, KLOTE-KAT’, krijst mijn stem door heel Breda.
Woest ben ik. De witte kat kijkt me brutaal aan en hengelt met zijn poot richting het nest.
Pas als ik een bidon vol water naar hem toe gooi, rent hij weg.
Te laat.
Er ligt nog maar 1 ei in het nest. Het andere ligt stuk, op de grond.
Ik huil ontroostbaar. Weer een baby die stuk is gegaan, zonder dat ik het heb kunnen voorkomen. De natuur is wreed.
Eerlijk gezegd valt vandaag me tegen. Gisteren dompelde ik me onder in het verdriet en had ik het idee dat… dat het ergste dan achter de rug zou zijn. Maar het verdriet golft over me heen, zo onvoorspelbaar als de Piranha in de Efteling.
Ik vraag aan m’n vriend ‘hoe gaat het met jou?’, ‘Kan ik je ergens mee helpen?’ en ‘Zijn er dingen waar jij nu behoefte aan hebt?’. ‘Vlekje’ was van ons, dus ik wil hem ook de ruimte geven voor zijn rouw.
Maar ‘Vlekje’ zit in mijn buik.
Ik heb de stress van ‘hoe lang zit-ie er nog’ en ‘hoeveel bloed ga ik verliezen’. De spanning van ‘klap ik plotseling dubbel van ellende, of is het een beetje buikpijn’ en ’wanneer moet ik besluiten om de miskraam te helpen met medicatie of zelfs een operatie’. Alleen ik post met trillende handen op een forum ‘kan iemand me alsjeblieft gerust stellen, het voelt alsof ik alleen maar verkeerde keuzes kan maken’.
Ik ben diegene die twijfelt over of ik het wel of niet aan m’n klanten moet laten weten. Want is het onprofessioneel om te laten weten wat er aan de hand is? Of is het onprofessioneler om niks te zeggen en risico te lopen dat iemand vanuit Groningen naar me toe komt voor een ukelele-workshop, terwijl ik 5 minuten vooraf ineens af moet zeggen omdat mijn lichaam besloten heeft afscheid te nemen van mijn kindje?
En ik ben degene die streng maar rechtvaardig tegen haar buik zegt ‘Lief lichaam, wat lief van je dat je zo enthousiast en goed voor het kindje wil zorgen, maar we moeten de realiteit onder de ogen zien. De baby is stuk. Je hoeft mijn borsten niet te laten groeien, je hoeft mijn baarmoeder niet groter te maken. Geen hormonen meer af te geven. Lieve buik, je mag afscheid nemen van Vlekje. Laat Vlekje maar gaan, toe maar. Toe dan!’
‘… Als het gaat om mijn schrijven hè, nu… zo open over deze situatie… en je bekijkt het op een schaal van 1 tot 10, waarbij een 1 betekent dat je je kapot schaamt en een 10 betekent dat je teringtrots bent… waar zit jij dan?’
Ik durf mijn vriend O. amper aan te kijken en betwijfel of ik het antwoord wil weten.
‘Een negen,’ zegt hij.
Ik zucht opgelucht.
Het stukke duiven-ei, die ik met sushistokjes in het kartonnen doosje van de aardbeien van gisteren had gelegd, begraaf ik in de avond samen met mijn vriend.
Ik had er een mooi beeld bij. Alsof het een symbolische afsluiting zou kunnen zijn.
Maar het is niet wat ik ervan hoopte. Bij het zoeken van een plekje voor het stukke duiven-ei, vind ik een naaktslakkennest. Gadver. (Zoals je merkt, ben ik ontzettend hypocriet, wispelturig en kieskeurig als het om dieren gaat.) Terwijl ik op mijn hoede om me heen kijk of er geen slak in mijn teenslipper kruipt, ‘floept’ mijn vriend het ei snel in de grond en dat was dat.
Mijn plan om de vuurkorf aan te doen en daar een afscheidsbrief voor ons ‘Vlekje’ in te verbranden, gaat ook niet door. Vriend O. krijgt een hooikoortsaanval en we vertrekken naar binnen.
Eerder schreef ik ‘ik ben goed met gevoelens.’ En dat is ook zo. Maar ik ben ook ongeduldig en geneigd om ze te willen plannen. Alsof mijn motto ergens is ‘als ik maar genoeg ruimte en rituelen geef voor rouw, dan verdwijnt het vast ook gauw’.
Maar zo simpel is dat natuurlijk niet.
Houdoe en liefs,
Anne